Pio Gotson - Te

 Mijn armen begonnen zwaar te worden van het scheppen. Het ding was op zichzelf al zwaar, als ik hem recht voor me uit zou houden zou ik het, vooral door het nog zwaardere uiteinde, hooguit een paar minuten volhouden, maar het urenlang zand scheppen in rechte lijnen, midden in de hete zon ook nog, begon zijn tol te eisen. Een dikke tol, de eigenaar van de weg waarlangs ik nu pijn leed was gierig.

“Waarom kunnen we niet gewoon een tractor kopen?” vroeg ik. De rest zuchtte, ik ook. Ze waren moe van mijn gezeur, maar ik ook. Ik wist niet hoe zij het zo lang vol wisten te houden zonder zich over de toch vrij benarde situatie te hoeven beklagen.

“Betaal jij hem dan?” vroeg een van mijn neven, de rest lachte.

“Hoezo? We hebben als familie toch genoeg geld voor zo’n ding?” wierp ik daar tegenin. “Hoezo zou ik het als enige moeten bekostigen? Het is niet alsof we er geen voordeel bij hebben, dan hoeven we minder mensen te gebruiken en het gaat veel sneller.”

“Je bent gewoon beroerd lui,” zei mijn oma, die zelf niets deed, maar daar mocht ik niks over zeggen, want ze had vroeger wel had gewerkt, althans dat zei ze. Ik geloofde het wel, maar vond het alsnog irritant.

“Ga toch wat anders doen als je hier te zwak voor bent,” werd er gezegd. “Je zit ons eigenlijk alleen maar in de weg.” Ze waren op dreef.

“Het is niet alsof ik wat anders kan doen, jullie hebben me nooit naar school gestuurd, me dom gehouden, net als jullie allemaal, trouwens. Van deze domme familie ben ik nog het slimst, maar zelfs ik ben nog niet slim genoeg om een baan te doen die minder laag is dan dit.”

Ze bromden wat en ik merkte dat dat ze boos had gemaakt, maar ze zeiden niets meer. Jammer, ik vond het lekker om tijdens het werken dit soort discussies te hebben. Dat leidde af.

Ik schepte verder en werd ondertussen bekritiseerd vanwege mijn door hem vermeende sloomheid door mijn neefje, dat achter me aan liep en als taak had de zaadjes te planten.

“Pak jij de schep dan,” hoorde ik mijn mond snauwen, maar hij schudde van nee. Hij was acht, natuurlijk was dit voor hem te zwaar. Hij was kleiner dan de schop. Zijn moeder keek op een afstand boos toe. Ze had me waarschijnlijk zonder veel aansporing met het gereedschap dat ik vast had mijn schedel aan gort geslagen op het moment.

Ik voelde een druppel zweet langs mijn gelukkig niet kapotte schedel glijden, die viel op het gele zand. Mijn druppel maakte een nat klein kringetje in de aarde. Hierin groeide niets.

“O, God! Laat het toch eens regenen!” ik zag mijn oma een kruisje slaan bij het noemen van de naam van God. “Er is hier al tijden geen water meer geweest, geef ons alstublieft wat, zo veel als U maar heeft!”

Een van mijn neven, die een rij verderop aan het werken was, stak zijn schop in de grond en kwam me persoonlijk een klap in het gezicht geven. “Stop met klagen,” zei hij. “Iedereen hier heeft last van je. Iedereen! Zelfs de wormen in het zand irriteren zich op dit moment.” Ik grinnikte.

*

Een van de meisjes kwam schreeuwend op ons af rennen. “De dijk!” riep ze, haar stem sloeg over. “De dijk breekt door!”

Iemand rende op de dijk af, de meesten renden er van weg.

“Wat ga je doen?” riep oma, met haar snelle stem. Hij keek om.

“Kijken of het klopt!” riep hij terug.

“Natuurlijk klopt het, verdomme! Anders zegt ze dat toch niet!”

Op dat moment kwam het water, veel sneller dan dat ik altijd verwacht had dat het water bij een overstroming zou stromen. Ik had me altijd voorgesteld dat ik wel gewoon weg zou rennen, tegen de tijd dat het water dan op de plek was waar ik gestaan had was ik al lang weer op een volgende plek.

Zo ging het in werkelijkheid niet. Ik was op de achterste rij bezig, het verst van de rivier, maar het groepje van vijf dat op een van de eerste rijen bezig was werd meteen overdonderd. Ze waren al aan het rennen geweest, maar het water pakte ze.

Ik rende weg, richting het huis. Zo snel als dat ik nu rende had ik nog nooit gerend, in plaats van koolhydraten fungeerde pure doodsangst als mijn bron van energie.

“Ren harder!” riep ik naar oma, die me op de hielen zat. Ik hoorde haar janken. Huilen was niet het goede woord. Ze jankte als een hond. Achter me hoorde ik geschreeuw, van mensen wiens geschreeuw het laatste zou zijn dat ik van ze zou horen, maar ik keek niet om tot ik het huis bereikt had. De deur zat op slot, maar ik rukte het krakkemikkige stuk hout zo hard open dat het alsnog open ging. Oma kwam aanhobbelen, zo hard als ze kon. Ze rende naar binnen en ik gooide de deur dicht, die brak. Het neefje dat eerder achter me aan gelopen had met zaaien kwam aangerend. Hij had zich nog later gerealiseerd dan oma dat hij moest gaan rennen, anders had hij niet zo’n achterstand. Het water kwam, ging, en nam hem mee. Ik rende de trap op die oma al besteeg. Boven viel zij flauw, van de spanning en inspanning, en dus legde ik haar neer op een van de bedden, terwijl ik uit het raam naar het water keek. Het meedogenloze water, dat alles had meegenomen en niets achter had gelaten. Ergens onder het niets weggevende wateroppervlak dreven mijn familieleden. Ergens dreven de zaden, die nu ergens anders uit zouden komen.

*

Ze was boos, nee laaiend. Ik was de schuldige. Ik had even geleden nog geroepen dat we het toch o zo zwaar hadden, en dat we water nodig hadden, water! Alstublieft, God, als u ons maar water schonk, zo veel als kon! En Hij had niets gedaan dan mijn gebeden verhoord.

Ik wierp daar tegenin dat er al dagen een kans op overstromingen was, en dat het dus achterlijk was geweest om met zijn allen in het veld te gaan werken.

Maar het had toch al lang niet geregend? De stem van mijn oma was gebroken. Er was geen druppel uit de lucht gekomen, hoe kon er dan zo maar ineens een overstroming plaatsvinden!

Dat kwam doordat het hoog in de bergen nu dooide, had ik geantwoord. Al het sneeuw daarboven dooide en dooide maar, en gedooide sneeuw wordt water, water dat in de rivier belandt, die daar begint, en vervolgens staat hij hier hoog.

Maar de bergen zijn zo ver van hier! Wat heeft de situatie daar nou iets met hier te maken!

*

De zee had vele slachtoffers geëist. De nacht nam er nog een, en toen was slechts ik nog over. Hoewel ik er nu alle reden toe had, in tegenstelling tot eerder, beklaagde ik me niet. Dat durfde ik niet meer.

Pio Gotson - Thuis, 3 en 4 september 2024.

Reacties

Populaire posts