Pio Gotson - Merel

Heerlijk vind ik het om boven op een ladder te staan. Van mezelf ben ik klein van stuk maar als ik boven op een ladder sta dan ben ik langer dan de mensen die normaal net zo lang zijn als wanneer ik op de tweede of de derde trede sta. Ik heb er niet zo’n problemen mee dat mijn ogen wat dichter bij de grond zijn dan gemiddeld, maar het voelt soms ook wel eens lekker om kruinen te kunnen kijken.

Er vliegt een merel langs die ternauwernood tegen me opbotst. Hij gaat op een tak zitten, een meter of twee van mijn hoofd af, en kijkt me brutaal aan, alsof ik de reden was dat wij tweeën zojuist bijna voor commotie in de lucht zorgden. Oké, deel van de reden was ik wel, want als ik hier nu niet stond, op deze ladder, dan was er al helemaal nooit iets gebeurt, maar deels ergens de reden voor zijn maakt iemand nog niet schuldig. Dat was hij, die vogel. Ik wist dat het een hij was, want hij was zwart. Dat maakte me nog net wat bozer, en hij schuldiger. Als op de snelweg iemand wat stoms deed ergerde ik me er ook meer aan als het een man was, of in ieder geval een auto die eruit zag alsof er een man linksvoor zat. Een vieze seksist was ik. Een vieze seksist, die het licht van het derde millennium na Christus niet eens met zijn blote ogen zou moeten mogen aanschouwen met zijn achterstandhebbende denkwijze.

De merel keek me aan. Ik had ooit iemand gekend die zo heette, Merel. Een raar klinkende naam, vond ik het. Je gaf kinderen geen woorden als naam die nog gebruikt werden. Merel, Splinter, Zus, Beer, Madelief. Ik dacht even na, Madelief klonk bij nader inzien wel mooi. De merel keek me aan. Hij keek me aan alsof hij op dezelfde manier aan het denken was als ik, als een mens. Hij dacht nu aan een andere merel die hij kende, eentje die Mens heette, en aan hoe stom namen waren die gebaseerd waren op woorden die hij en zijn medemerels nog gebruikten.

De merel vloog weg, en bleek al de hele tijd op een nest te zitten. Vier oerlelijke kopjes kwamen tevoorschijn. Ze maakten zich druk alsof hun leven er vanaf hing, wat het deed, en vervulden mij ondertussen van een walging die ik herkende van toen ik ooit een open hart operatie bij had mogen wonen. Op de plaats waar ooit slimme oogjes zouden tronen zaten nu twee zwarte rimpelige erwtjes, alsof eerst het juveniel zelf uitkwam uit een ei, en daarna het oog uit die vettige zwarte erwt. Als ze straks donshaartjes kregen waren ze schattig, maar omdat Moeder Natuur de hoeveelheid geluk van de al met vleugels gezegende diergroep der vogels toch nog enigszins gelijk wilde maken aan de rest van al dat wat leeft, besloot ze om ze maar oerlelijk te maken. De brutale merel van zojuist voederde zijn kroost waarschijnlijk met zijn ogen dicht, om maar niet de horror te hoeven zijn waaraan hij bijgedragen had.

Ontdaan klom ik de ladder af. Op het moment dat mijn rechtervoet contact maakte met de tegels was de betovering verbroken. Iemand die ik vaag kende liep langs, buiten op straat, en groette. Ik groette terug. Ik keek naar boven, waar moeder merel net aan kwam vliegen, haar kuikentjes tegemoet. Haar kuikentjes met rottige koppen. Was ik maar een rottig gekopt merelkuiken, dan kon ik altijd van bovenaf kruinen kijken.

Pio Gotson - Thuis, in de avond van 24 augustus 2024.

Reacties

Populaire posts