Pio Gotson - Natte aarde en sprinkhaanweesjes

 De geur die buiten heeft als het net geregend heeft is voor mij een van die dingen die het leven echt mooi maken. Dat klinkt heel overdreven, maar toch is het echt zo. Als het regent en ik ben binnen, maar ik heb de tijd, ren ik naar buiten en blijf ik onder het afdak staan, de geur opsnuivend. Als ik geen bril zou dragen, die beslaat als het regent, en zonder zie ik niets, dan zou ik niet uitsluiten dat ik ook nog onder het afdak vandaan zou komen en op straat zou gaan wandelen, zeker als het donker is. Wat een prachtig grimmige sfeer kan het ontbreken van zonlicht en uit de hemel vallend water creëren.

Staand op door de dag vermoeide benen stond ik aan de rand waar het water me net niet kon bereiken. Ik was eigenlijk bezig met de afwas, maar ik vond het heerlijk me te laten afleiden met dingen die er niet toe deden tijdens die klus, waardoor een taak waar mijn familieleden een kwartier over doen bij mij een uur duurde.

Er was een sprinkhaan op de grond, die opviel doordat ik niet vaak sprinkhanen zag. Ze zat buiten in de regen, maar nattigheid deed haar weinig goeds. Ze hupste de overkapping onder.

Net op dat moment kwam mijn moeder aangelopen met de hond. Ik hoorde haar niet, want ik droeg een koptelefoon die rechtstreeks geluidgolven in de vorm van muziek mijn oren in blies, maar ik kon wel gokken wat ze zei. Zoals vaak klaagde ze nu waarschijnlijk over de traagheid van ik die de afwas deed. Ze dachten waarschijnlijk dat het uit luiïgheid kwam. Dat was niet zo, eerder het tegenovergestelde. Als ik lui was wilde ik dat het snel klaar was, zodat ik tijd voor mezelf zou hebben. Mijn traagheid kwam voort uit het feit dat ik me graag rustig voelde. Als ik fysiek rustig was volgde mijn hoofd mij meestal ook. Als ik de tijd daarvoor had liep ik liever naar dingen dan dat ik er naartoe fietste, dat was rustiger. Door de hond, Ivar, werd de sprinkhaan afgeschrikt. Ze rende weer de regen in.

Na uren stopte het eindelijk met regenen. De andere sprinkhanen kwamen van hun schuilplekken weer naar buiten, om er tot hun schok achter te komen dat niet iedereen de nacht overleeft had. Een van hen, die onder het afdak had proberen te schuilen, lag andersom, haar vleugels drijfnat, levenloos. De volgende nacht werd er een begrafenis gehouden voor de arme vrouw, die vijftig kinderen achterliet. De vader was al dood, in een auto ongeluk, de beste man was tegen een raam geknald. Vanaf dat moment telde de wereld vijftig wezen meer.

Droevig keerden ze huiswaarts, richting een huis dat niet als thuis meer voelde, zo zonder moeder. Onderweg kwamen ze mij tegen. Ik lag in het gras, te kijken naar de lucht, met mijn armen weid gespreid. Ik lag boos te zijn op mijn ouders, die ik onredelijk vond. Ik wist niet of ik ze onredelijk vond doordat ik zeventien was en puberde, of dat ze ook daadwerkelijk onredelijk waren. Ik wist wel meer niet, maar wat ik wel wist was dat ik boos was, of dat nou terecht was of niet. Waar ik niets van wist, was van het leger aan sprinkhaanweesjes dat mijn hoofd passeerde. Bedroefd, plotseling, nee, veel te snel volwassen geworden. Dat allemaal, terwijl ik op mijn rug boos lag te zijn op mijn ouders, die mij slechts opvoedden zoals hun ouders dat bij hen gedaan hebben, en waarschijnlijk, naar hun mening, ook net wat beter.

Van het gras en de donker wordende lucht werd ik langzamerhand beter. Ik kreeg zin om te schrijven, te rennen, wat met vrienden te doen. Alles wat het leven biedt. De sprinkhanen bezaten slechts zin te eten. Ze verorberden het gras. Ik niet. Ik hield niet zo van gras.

Pio Gotson - Thuis, 2 september 2024.

Reacties

Populaire posts